In contact met andere mensen stel ik mij kwetsbaar op. Ik probeer open te zijn. In mijn jaargesprek onlangs gaf mijn chef aan dat ik soms te open ben. ‘Mensen kunnen daar misbruik van maken.’, zei hij.
‘Ik neem dat risico graag.’, vertelde ik hem. Want je kwetsbaar opstellen, verrijkt en sterkt mijn inziens de band tussen mensen. Zo heb ik een hele fijne vriendenkring gekregen en ook op mijn werk heb ik een mooi netwerk opgebouwd. En daar ben ik trots op.
Het gekke is alleen dat, nu ik een bijzondere vrouw heb leren kennen, ik het doodeng vind om me soms richting haar kwetsbaar op te stellen. Dat is een eigenaardige discrepantie. Kwetsbaar is opeens iets dat ik voel of wil zijn, terwijl ik het altijd ben of al was.
Kwetsbaar
Ik voel me kwetsbaar.
Een met overgewicht kampende Boeddha in een porseleinen kast.
Een slagader gevoed door een bypass.
Ik voel me kwetsbaar.
Niets is wat het lijkt.
Wat het lijkt is niets.
Mijn gedachten maken van mijn hart een brassband.
Het getrommel vaart op het ritme van mijn verwachtingen.
Ik ben geen ziener.
En toch probeer ik de toekomst te voorspellen.
Ik voel me kwetsbaar.
Dat mag je gerust weten.
Doodeng vind ik het.
Want diep van binnen ligt een bloknoot.
Met een verhaal van pijn.
Kwetsbaar kent die pijn.
De pestkop van weleer.
Ik voel me kwetsbaar.
Ik verstop me achter een grove wand.
Een Berlijnse muur van kwetsuur.
Nog even timmeren.
En we vluchten samen naar het Westen.
Kwetsbaarheid is mooi, net zoals je gedicht.